Zero-emissie bouwen, inclusief de bouwlogistiek. Dat is waar Dura Vermeer zich hard voor maakt. Met deze aandacht voor het milieu nemen ze niet alleen hun verantwoordelijkheid voor onze planeet, maar anticiperen ze ook op EU-wetgeving, die uitstoot steeds meer aan banden legt en verwacht dat je uitstootcijfers nauwgezet rapporteert. Logistiek manager Bouwe van der Tuuk: “Als je nu niet aanhaakt, heb je op een gegeven moment gewoon geen bestaansrecht meer.”

De wet- en regelgeving om uitstoot te reduceren, wordt de laatste jaren steeds strikter. In het Europese Klimaatakkoord is vastgelegd dat de CO2-uitstoot voor 2030 met 55% moet zijn afgenomen. CSRD-plichtige bedrijven moeten hun milieu-impact vanaf boekjaar 2024 opnemen in hun jaarverslag. En vanaf 2027 moeten alle inwoners van de EU betalen voor de uitstoot die zij veroorzaken.

Waarom is Dura Vermeer zo actief bezig met uitstoot reduceren van de bouwlogistiek?

“We weten allemaal hoe het met onze planeet is gesteld. Er moeten echt dingen veranderen. Bouw en vastgoed zijn verantwoordelijk voor 38%  van de totale CO2-uitstoot van Nederland, dus daar is ook voor ons een taak weggelegd. Daarom zijn we al jaren bewust bezig om de uitstoot van onze bouwlogistiek terug te dringen. Op alle vlakken: in de logistiek, van de materialen en op de bouwplaats. Echter, we willen emissieloos bouwen in de meest brede zin van het woord: ook in de supply chain ervoor en erna.”

Hoe pakken jullie het aan: de uitstoot in de bouwlogistiek verminderen?

“We hebben een logistiekmodelleringssysteem ontwikkeld, waarmee we onder andere de CO2- en NOx-uitstoot kunnen voorspellen, beheersen, meten en verbeteren. Daar zijn we mee gestart omdat ik steeds de vraag kreeg: maak jij een logistiek plan? Dan was mijn reactie: maar wat komt er dan op ons af? Wat gaat er gebeuren? Hoeveel vrachten krijgen we? Wat voor een vrachtwagens rijden er? Wat voor een materieel gebruiken we? Daar is het mee begonnen. Toen kwam de stikstofdiscussie in 2019 waarbij bouwprojecten werden stilgelegd en nu weer. Vervolgens bleek dat we op basis van onze data al heel snel stikstofberekeningen konden maken. En CO2- berekeningen. Als je de brondata goed opzet, kun je er meer eenheden aan koppelen. We merken nu dat dit steeds relevanter wordt.”

Wat levert dit op?

“Waar we op logistiek gebied heel erg mee bezig zijn, is voorspellen, beheersen, meten en daardoor kunnen verbeteren. Daar past ook het reduceren van uitstoot precies in. We zijn dus niet alleen bezig met rapporteren, maar ook met het forecasten van wat we uitstoten. Als je dat aan het begin van een project doet, krijg je inzicht. M’n collega’s van voorbereiding en uitvoering maken andere, bewustere keuzes op basis van de data die ze krijgen. We kunnen namelijk van tevoren berekenen wat het betekent als we bijvoorbeeld een bouwhub inzetten of een andere manier van transporteren. Mensen schrikken soms als ze zien hoeveel ton CO2-uitstoot er voor een transport of project nodig is, maar het zet ze ook aan het denken. Zijn er misschien leveranciers met een vestiging dichter bij de bouwlocatie? Als wij dat meenemen in onze modellering, samen met het wagenpark van de leverancier, dan kunnen we gericht kiezen voor leverancier A, B of C. Naderhand meten we dan natuurlijk of alles daadwerkelijk klopt. Zo reduceren we niet alleen onze uitstoot, maar werken we ook efficiënter.”

Om binnen Scope III tot uitstootrapportages bouwlogistiek te komen, ben je ook afhankelijk van de cijfers van je leveranciers en onderaannemers. Hoe kom je daaraan en hoe vinden zij het om hun data te delen?

“Daar vragen we om. Het is wel ’s lastig dat als je vraagt: wat is je wagenpark? Of: welke machines heb je? Welke motoren liggen daarin? Welke energieklasse? Sommige data krijg je wel, andere niet. Soms wordt alles ook anders aangeleverd. Het kan dus wel ’s intensief zijn om onze dataprofielen te vullen. Maar goed: dat betekent niet dat je het niet moet doen.
In ons modelleringssysteem beheren en genereren we zelf de data, dus we zijn niet helemaal afhankelijk van de kwaliteit en uniformiteit van de aangeleverde data. We hopen door het steeds meer te doen en steeds vaker te vragen, dat bedrijven bewuster worden. Dat ze hun gegevens ook dúrven te delen. Soms zijn ze namelijk bang dat we daardoor inzicht krijgen in hun calculatie. Dat we aan hun marges willen komen. Maar die marges, die heeft iedereen nodig. Wat wij willen, is helpen om het brandstofverbruik, en zo de kosten, terug te dringen. Dat is voor iedereen beter. En zo reduceren we natuurlijk ook de uitstoot. We blijven dus vragen.”

Wat doe je als je niet over concrete data beschikt?

“Als er geen data beschikbaar zijn of worden gedeeld, werken we met beschikbare generieke data. Dat zijn RDW-data, data uit de Aerius® calculator en uit TNO onderzoeken. Daarmee kan je al best goed voorspellen. En eenmaal op de bouwlocatie leggen we de bijvoorbeeld de kentekens vast. Zo weten we of afspraken zijn nagekomen en krijgen we ook weer nieuwe data. Die data voegen we toe aan onze modellering, waardoor we toekomstige projecten weer beter kunnen voorspellen.”

Tijdens de Lean & Green Summit gaf een bedrijf aan geen data te willen delen. Jouw reactie was: “Als je dat niet doet, besta je over een jaar niet meer.” Kun je dat toelichten?

“Als je nu niet aanhaakt, heb je op een gegeven moment gewoon geen bestaansrecht meer. We werken toe naar CO2-neutrale wereld. Om dat te kunnen bewerkstelligen moeten we in de keten samenwerken. Ook zal de hoeveelheid wet- en regelgeving hieromtrent toenemen. Dat betekent dat iedereen mee moet, zowel door het delen van data, als door het daadwerkelijk reduceren van uitstoot. Doe je dat niet, dat trek je uiteindelijk aan het kortste eind.”

Waar zie jij kansen om uitstoot te besparen: op de bouwplaats, in de logistiek of op het materieel?

“NOx wordt vaak op de bouwplaats of bouwplaatsomgeving berekend, dus dat zul je daar moeten besparen. Maar uiteindelijk ga je naar de hele keten kijken. Als je daar dingen efficiënter doet, zie je in de berekeningen dat de uitstoot van zowel CO2 als stikstof veel minder wordt.
Als je materieel kunt elektrificeren ga je sowieso beter draaien. We kijken altijd kritisch welk materieel wordt ingezet. Of je een dieselmotor hebt uit 2020 of 2015: het verschil in stikstof-uitstoot is enorm. Maar je kijkt ook hoe intensief je moet draaien. Misschien kun je efficiënter draaien, met minder verbruik en minder vermogen? Dat kan bijvoorbeeld al heel simpel door een lichtere kraan in te zetten. Vervolgens is het zaak je voorspellingen na te leven en te controleren. Zodat je het een volgende keer nog beter kan doen.”

Jullie werken nauw samen met de Topsector Logistiek om jullie uitstoot te rapporteren en reduceren. Waaruit bestaat die ondersteuning van de Topsector?

‘Uit kennis. En soms ook gewoon uit faciliteren en helpen. Wat ik al zei: we hebben het model ontwikkeld en getest en we zijn aan het kijken of we dat kunnen laten valideren. Aan de andere kant kijken we ook of we onze kennis kunnen delen. Daar lopen nu gesprekken over. De data die beschikbaar zijn uit ons model, kunnen we ook laten testen door Topsector. Zo krijgen wij er zicht op of ons model kloppend is en of er nog meer mee kan. We delen waar de verbeteringen zitten ten opzichte van hoe het eerder ging. Tegelijkertijd wordt dan ook duidelijk waar we misschien nog dingen laten liggen; dat is nog veel belangrijker. Zijn er nog meer besparingen mogelijk? Hoe kunnen we de keten beter inzetten en beter gebruiken? Daar helpt de Topsector enorm mee. En de Topsector kijkt natuurlijk hoe zij deze kennis en ervaring weer kunnen gebruiken voor derden. Dat is ook heel belangrijk.”

Hoe zie jij de toekomst op het gebied van uitstoot reduceren in de bouwlogistiek?

“Spannend en leuk. Er gaat veel gebeuren. De trein gaat nu echt rijden. Als je er nu niet opspringt, gaat de trein straks misschien te hard om er ooit nog op te springen.”