De basis voor de ISO norm is al in 2014 gelegd: een industrie werkgroep heeft in opdracht van Europese Commissie nagedacht over de principes .
De kernvraag was “als in een voertuig in een rondrit meerdere zendingen vervoerd worden voor meerdere klanten (milkrun/distributie), hoe verdeel je dan de CO2 uitstoot van die hele rit over de zendingen?”. De vraag is niet hoeveel CO2 het voertuig in die rit uitgestoten heeft: die is makkelijk te beantwoorden. De vraag van de klanten is lastiger “hoeveel CO2 uitstoot heeft het gekost om mijn zending van herkomst naar bestemming te brengen?”.
De COFRET-werkgroep heeft een simpel antwoord gevonden: ze hebben gekeken naar de manier om kostprijzen te berekenen. Hoe verder weg een zending gebracht wordt, en des te meer capaciteit van het voertuig benut wordt voor die zending, hoe hoger de kostprijs. Dat kun je vertalen naar “hoe verder weg de zending gebracht wordt, en des te meer capaciteit van het voertuig benut wordt, des te groter is het toegewezen deel van de uitstoot van de rit”.
Waarom capaciteit en niet gewicht (tonnen?): soms kun je niet meer laden omdat het voertuig vol is, niet omdat het maximale laadgewicht bereikt is. Een hele grote doos met weinig gewicht krijgt dus meer toegerekend dan een klein zware doos: dat is logisch. In deze richtlijn is meer te vinden over hoe dat werkt.
De vervoersketen bestaat uit meerdere stappen, inclusief opslag en overslag. Als elke stap de uitstoot per zending meet kun je de stapjes optellen tot de uitstoot over de hele keten, voor die specifieke zending. Dat klinkt simpel maar de praktijk is weerbarstig. Gelukkig is er de laatste jaren heel veel ervaring opgedaan hoe je die praktijkvragen oplost. Op www.carbonfootprinting.org zijn deze toepassingsrichtlijnen te vinden. Met die richtlijnen is software te maken die de ISO-norm kan uitveren in de prakijk.