Pasen staat voor de deur. Het is het moment waarop je traditiegetrouw een gekookt eitje presenteert op de ontbijttafel. Maar hoe zit het met de CO2e-uitstoot van zo’n ei? Dat was een vraag waar Udea, een groothandel in biologische levensmiddelen, graag antwoord op kreeg. Met hun deelname aan het project Carbon Added Accounting van de Topsector Logistiek brachten ze de totale CO2e-uitstoot van hun biologische en biologisch-dynamische eierketens in kaart: van voer tot winkelschap. Eén van de inzichten? “Als je het als boer goed aanpakt, heb je een positieve impact op de uitstoot.”
Hoe geef je invulling aan Scope 3?
“Als bedrijf willen we bij voorkeur dat onze producten een positieve impact hebben op de uitstoot”, vertelt Steven IJzerman, kwaliteitsmanager bij Udea. “We móeten niet alleen onze CO2-uitstoot reduceren vanuit de Europese wet- en regelgeving, we wíllen het ook. Op dit moment is er volop aandacht voor de uitstoot van boeren. Je hoort mensen wel zeggen dat we meer plantaardig zouden moeten eten. Maar hoe groot is de impact van bijvoorbeeld onze eierketens nou echt? En welk deel van de keten beïnvloedt de uitstoot het meest? Dat wisten we niet, terwijl: pas als je dat weet, weet je waar kansen liggen en kan je verbeteringen doorvoeren. We wilden dus ervaring opdoen met de invulling van Scope 3, maar dat is best complex. Hoe pak je dat aan? Dat was voor ons aanleiding om deel te nemen aan de pilot Carbon Added Accounting van de Topsector Logistiek en de totale CO2e-uitstoot van onze biologische en biologisch-dynamische eierketens in kaart te brengen. Van voer tot winkelschap.”
Echte data uit de hele keten
Steven: “We werkten tijdens dit project nauw samen met de Topsector Logistiek en met Districon. Die laatste partij berekende in opdracht van de Topsector al onze gegevens. Aan ons de taak om alle relevante data van ons eigen bedrijf en van onze partners in de keten te verzamelen. De échte data dus, geen aannames of gemiddelden. Gelukkig hebben we altijd al een nauw contact met onze relaties gehad en stonden zij er wel voor open.
Toch bleek het behoorlijk complex. Het begint al met de vraag waar je de keten stopt. Nu zijn we bij de pluimveehouders gestopt, maar die krijgen hun kuikens ook aangeleverd. En die partijen hebben ook voer nodig en verbruiken ook elektriciteit. Je kan eindeloos doorgaan.”
Bij dit traject is ervoor gekozen de keten af te bakenen tot de voerleveranciers, biologische en biodynamische pluimveehouders, eiergroothandels, Udea distributiecentra en Udea winkels, inclusief het transport tussen deze verschillende partijen.
Oplossingen zoeken
“We hebben intensief met alle betrokken partijen samengewerkt. Ze wilden er allemaal tijd voor vrijmaken en vonden het oprecht interessant. De betrokkenheid was groot. Toch het was veel werk om alles goed uit te zoeken. Om helder te krijgen hoe je aan specifieke informatie komt over een ei en hoe je dat uitdrukt. Dat kan een bottleneck zijn. Want welk aandeel van de CO2-uitstoot van een distributiecentrum of winkel komt bijvoorbeeld voor rekening van een ei? Hoe bereken je dat? Je moet dus echt de diepte in en oplossingen zoeken. Zo hebben we in kaart gebracht hoeveel schapruimte iedere winkel heeft en welk percentage daarvan door onze biologische en biodynamische eieren in beslag wordt genomen. Door dat percentage af te zetten tegen het gebruik van bijvoorbeeld gas, konden we gericht de uitstoot toewijzen.”
Positieve impact pluimveehouders
Op dit moment legt Districon de laatste hand aan de berekeningen. De exacte uitstoot per ei kan dus nog niet worden gedeeld. Het overall beeld is echter al wel helder. De uitstoot van een biodynamisch ei is waarschijnlijk minder dan van een biologisch per ei. En beiden genereren volgens de voorlopige berekeningen minder CO2e-uitstoot dan scharreleieren. “Het belangrijkste inzicht is dat als een boer het goed aanpakt, hij een positieve impact heeft op de uitstoot”, aldus Steven. “Door bijvoorbeeld bomen op hun terrein te planten, vangen pluimveehouders ook CO2e-uitstoot af’’. Dat was bij al onze boeren het geval: zowel de biologische als de biodynamische boeren. Voor de kippen is het ook fijn, want dat zijn eigenlijk bosdieren. De positieve impact is het grootst bij biodynamische boeren, die zelf hun voer verbouwen en daarvoor ook de mest van hun kippen gebruiken. Ze werken circulair en hebben én geen aanvoer van voer én geen afvoer van mest: dat scheelt een hoop. Dat maakt de footprint van een biodynamisch ei heel klein.”
Lokaal werken maakt verschil
Anders dan je wellicht zou verwachten, zit de grootste milieu-impact dus niet bij de pluimveehouders. Ook transport heeft binnen de keten niet de grootste footprint. Het is de voerleverancier die de meeste impact heeft. “Een gedeelte van het voer wordt ingekocht in India en moet hier naartoe worden vervoerd. Dat maakt de impact zo groot”, meldt Steven.
“Ik ben heel blij met deze inzichten, omdat het laat zien hoe groot de waarde van de biologische en biodynamische landbouw is. Door meer lokaal te werken, door voer lokaal te verbouwen, zie je dat je echt het verschil kan maken.
Die aantoonbare inzichten willen we graag delen met anderen. We willen er ook graag verder over in gesprek: over hoe we ervoor kunnen zorgen dat we nóg duurzamer worden. Niet iedere boer kan wellicht aan de eisen van een biodynamisch keurmerk voldoen, maar door lokaler te werken, met transparante, korte ketens, kan je toch veel bereiken.”
Carbon Added Accounting geeft meteen inzicht
Hoe beviel het in de praktijk om met de Carbon Added Accounting-methode te werken? “De data verzamelen is lastig, maar als je die eenmaal hebt, stop je ze makkelijk is het systeem. Je hebt dan meteen een heel overzichtelijk beeld. Het is direct visueel zichtbaar hoe de uitstoot over de hele keten is verdeeld: over het agrarische deel en de transport en over warehousing en de winkel.
Het systeem is ook eenvoudig repeteerbaar. Je kan makkelijk een andere eierleverancier toevoegen of een supermarkt vervangen en hebt dan snel een goed beeld wat de consequenties daarvan zijn. En nu hebben we naar de eierketens gekeken, maar we zouden ook kunnen kiezen voor de vleesketens.”
Voldoen aan Scope 3
“Wij gaan zeker door met Carbon Added Accounting, maar we moeten nog kijken in welke vorm we dat aanpakken. Het is zonder meer een goede manier om verantwoording af te leggen en te voldoen aan de eisen uit Scope 3, maar het is te intensief om dit voor al onze 9.000 producten te doen. Dit was een mooie eerste stap, nu gaan we ons beraden op de volgende. Gaan we breder kijken, naar meer producten of zoomen we juist in op specifieke producten? Daarin zijn we nog zoekende. Als mensen daar ideeën over hebben, dan horen we het graag. Neem vooral contact met ons op!”